Statuten (tekst geldend vanaf 16 oktober 2015)
STATUTEN
VAN DE STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE
VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL
Door:
– de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, gevestigd te Haarlem,
– het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, gevestigd te Den Haag, en
– NLingenieurs, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen de Organisaties,
wordt een stichting in stand gehouden met de navolgende statuten.
NAAM EN ZETEL
Artikel 1
De stichting draagt de naam: “STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL”.
Zij is gevestigd te Den Haag.
DOEL
Artikel 2
De stichting, hierna te noemen de Raad, stelt zich ten doel het doen beslechten van geschillen op het terrein van de metaal-, elektrotechnische, elektronica- en kunststofindustrie en aanverwante sectoren, en op het terrein van de handel in de producten van deze industrieën en aanverwante sectoren. Hieronder worden tevens begrepen geschillen op automatiseringsgebied.
Onder het beslechten van geschillen dient mede te worden verstaan:
a. het geven van voorlopige voorzieningen;
b. het enkel vaststellen van de hoedanigheid of van de toestand van zaken, werken of onderdelen daarvan;
c. het enkel bepalen van de hoogte van een schadevergoeding of van een verschuldigde geldsom;
d. het aanvullen of wijzigen van de rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 1020 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
e. het vastleggen van een vergelijk in een arbitraal vonnis als vermeld in artikel 1069 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
BESTUUR
Artikel 3
lid 1. Het bestuur van de Raad bestaat uit een voorzitter, een secretaris-penningmeester en negen vertegenwoordigers van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, het Koninklijk Instituut van Ingenieurs en NLingenieurs. De voorzitter en de vertegenwoordigers van de Organisaties dienen lid te zijn van de Commissie van Arbitrage.
lid 2. Iedere Organisatie benoemt drie vertegenwoordigers als bestuurslid.
lid 3. De Organisatie die een bestuurslid heeft benoemd is bevoegd deze te schorsen of te ontslaan.
lid 4. De voorzitter wordt door de negen vertegenwoordigers al of niet uit hun midden gekozen. Wordt hij uit hun midden gekozen, dan houdt hij op vertegenwoordiger van de betreffende Organisatie te zijn en wijst deze Organisatie een andere vertegenwoordiger als bestuurslid aan.
lid 5. Het bestuur kiest uit haar midden een ondervoorzitter, die de voorzitter bij diens afwezigheid of verhindering vervangt.
Artikel 4
De voorzitter en de vertegenwoordigers van de Organisaties worden -zoveel mogelijk- als bestuurslid benoemd voor een periode van vier jaar. Na hun aftreden zijn zij terstond herbenoembaar.
DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 5
lid 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, de ondervoorzitter en de secretaris-penningmeester, alsmede twee leden, aan te wijzen door het bestuur uit haar midden.
lid 2. Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter wordt hij vervangen door de ondervoorzitter en deze door één van de leden.
lid 3. De Raad wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door ten minste twee gezamenlijk handelende bestuursleden, waarvan één de voorzitter of de secretaris-penningmeester is.
SECRETARIS-PENNINGMEESTER
Artikel 6
lid 1. De secretaris-penningmeester, ook te noemen de secretaris, wordt voor onbepaalde tijd door het bestuur benoemd en kan slechts door het bestuur worden geschorst en ontslagen.
lid 2. Het bestuur benoemt een plaatsvervangend secretaris.
lid 3. Tijdens de afwezigheid, verhindering of schorsing van de secretaris wordt zijn functie waargenomen door zijn plaatsvervanger of door een daartoe door het bestuur aangewezen plaatsvervanger al dan niet uit het midden van het bestuur.
Artikel 7
lid 1. De secretaris is verplicht tot het verrichten van alle werkzaamheden, die tot volledige vervulling van zijn taak als secretaris van het bestuur, van de Raad en ambtshalve secretaris van enig scheidsgerecht worden geacht te behoren.
lid 2. De secretaris is belast met de administratie, het beheer en de inning van de gelden.
lid 3. De secretaris woont de vergaderingen bij en voert de daar genomen besluiten uit. Hij is belast met de opstelling van het jaarlijks aan de Organisaties uit te brengen verslag. Hij is verplicht de voorzitter desgewenst te allen tijde inzage te geven in de kas en de door hem gehouden rekening. De secretaris doet in de jaarlijkse bestuursvergadering rekening en verantwoording van zijn gehouden beheer over het afgelopen jaar, waarover in dezelfde vergadering door de voorzitter advies wordt uitgebracht. De goedkeuring van deze rekening en verantwoording door het bestuur strekt de secretaris tot décharge voor zijn uit de boeken blijkend beheer.
lid 4. De secretaris is belast met de bewaring van het archief en verplicht daarin aan de leden van het bestuur desgewenst te allen tijde inzage te verlenen.
lid 5. De secretaris geniet een bezoldiging, bestaande uit:
– een vaste toelage te bepalen door het bestuur, welke tevens strekt als vergoeding voor het beschikbaar stellen van kantoorruimte en voor de werkzaamheden verbonden aan het secretariaat van de Raad;
– een honorarium voor zijn werkzaamheden per arbitrage, te bepalen door het scheidsgerecht in die arbitrage dan wel, indien nog geen arbiters zijn benoemd, door de voorzitter.
VERGADERINGEN VAN HET BESTUUR
Artikel 8
lid 1. Jaarlijks zal, zo mogelijk voor één mei, op een door de voorzitter vastgestelde datum een bestuursvergadering plaatsvinden.
lid 2. In deze vergadering zal onder meer:
a. het jaarlijks aan de Organisaties uit te brengen verslag worden vastgesteld;
b. de rekening en verantwoording door de secretaris van het afgelopen boekjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar, worden behandeld;
c. de begroting worden vastgesteld over het lopende jaar;
d. de verdere huishoudelijke aangelegenheden van de Raad en het bestuur worden behandeld en afgedaan.
Artikel 9
De voorzitter is bevoegd, zo vaak hij dit nodig oordeelt, een vergadering van het bestuur of het dagelijks bestuur bijeen te roepen en is daartoe binnen twee maanden na een verzoek verplicht, indien een zodanig verzoek met redenen omkleed en met opgave van de te behandelen punten door minimaal drie leden van het bestuur tot hem wordt gericht.
Artikel 10
lid 1. Besluiten worden in het bestuur met gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij uitdrukkelijk anders in deze statuten is bepaald. Het bestuur is bevoegd besluiten te nemen als er minimaal drie bestuursleden aanwezig zijn.
lid 2. Indien bij een stemming de stemmen staken kan de beraadslaging opnieuw worden geopend en heeft een herstemming plaats. Staken de stemmen nogmaals, dan beslist de voorzitter.
lid 3. Stemming over personen geschiedt als regel schriftelijk. Indien bij eerste stemming geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, vindt opnieuw een stemming plaats. Verkrijgt ook dan niemand de volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen de twee personen die bij de laatste stemming de meeste stemmen verkregen, zo nodig na herstemming over hen, die een gelijk aantal stemmen verkregen. Indien dan de stemmen staken, beslist het lot.
lid 4. Ook buiten de vergaderingen heeft het bestuur de bevoegdheid besluiten te nemen, indien alle leden schriftelijk of langs elektronische weg verklaren het met het besluit eens te zijn.
JAARVERSLAG
Artikel 11
lid 1. Het jaarlijks aan de Organisaties uit te brengen verslag zal onder meer bevatten:
a. algemene beschouwingen over de werking van de Raad;
b. een opsomming van de geschillen waarin de tussenkomst van de Raad is ingeroepen.
lid 2. Bij het jaarverslag zal voor de Organisaties worden gevoegd de door het bestuur goedgekeurde rekening en verantwoording van de secretaris.
GELDMIDDELEN
Artikel 12
De inkomsten van de Raad bestaan uit:
a. een bedrag per aanhangig gemaakte arbitrage, te bepalen door de voorzitter;
b. toevallige baten, schenkingen, legaten en dergelijke;
c. vrijwillige bijdragen van de Organisaties.
Artikel 13
Uit de inkomsten in het voorafgaande artikel genoemd zullen onder meer worden bestreden:
a. de vaste jaarlijkse toelage van de secretaris;
b. algemene kosten van de Raad.
DE COMMISSIE VAN ARBITRAGE
Artikel 14
lid 1. De Commissie van Arbitrage bestaat uit maximaal vijfenveertig leden, waarvan ieder van de Organisaties vijftien leden kan benoemen.
lid 2. De Organisatie die een lid van de Commissie van Arbitrage heeft benoemd is bevoegd dit lid te schorsen of te ontslaan.
lid 3. Uit deze Commissie worden door de voorzitter, of bij diens afwezigheid door de ondervoorzitter, arbiters benoemd ter beslechting van aan de Raad voorgelegde geschillen.
Artikel 15
lid 1. De leden van de Commissie van Arbitrage worden -zoveel mogelijk- voor een periode van vier jaar benoemd. De afgetreden leden zijn terstond herbenoembaar.
lid 2. Het lidmaatschap van het bestuur van de Raad is verenigbaar met dat van de Commissie van Arbitrage.
lid 3. Leden van de Commissie van Arbitrage mogen niet ouder zijn dan tweeënzeventig jaar. Zij treden af uiterlijk op de laatste dag van het jaar waarin zij de leeftijd van tweeënzeventig jaar bereiken.
AANHANGIG MAKEN VAN EEN ARBITRAGE
Artikel 16
lid 1. Een arbitrage wordt aanhangig gemaakt door indiening van een memorie van eis bij de secretaris van de Raad, waarbij moet worden aangetoond dat partijen zijn overeengekomen hun geschil te beslechten op de wijze als bij deze statuten voorzien.
lid 2. De arbitrage wordt geacht aanhangig te zijn gemaakt op de dag van ontvangst van de memorie van eis door de secretaris van de Raad.
Artikel 17
De plaats van arbitrage is Den Haag, tenzij door partijen anders is overeengekomen. Mondelinge behandelingen, comparities, getuigen- en deskundigenverhoren kunnen elders plaatsvinden, zulks ter beslissing van het scheidsgerecht.
WAARBORGSOM
Artikel 18
lid 1. Nadat een arbitrage bij de Raad aanhangig is gemaakt, verzoekt de secretaris de eisende partij om binnen veertien dagen aan de Raad een waarborgsom te betalen voor de kosten van de arbitrageprocedure.
lid 2. Deze waarborgsom wordt voor iedere arbitrage afzonderlijk door de voorzitter bepaald. Zolang de betaling niet is ontvangen, wordt de arbitrage niet vervolgd.
lid 3. Over de betaalde waarborgsom wordt geen rente vergoed.
AANTAL ARBITERS
Artikel 19
lid 1. De beslechting van aan de Raad voorgelegde geschillen geschiedt door een scheidsgerecht bestaande uit één of drie arbiters die lid zijn van de Commissie van Arbitrage, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 20 lid 3.
lid 2. Indien de eis uitsluitend strekt tot betaling van een geldsom van minder dan € 60.000,– (dan wel een ander door het bestuur te bepalen bedrag), bestaat het scheidsgerecht uit één arbiter, tenzij de voorzitter aanleiding ziet het geschil door drie arbiters te laten beslechten.
lid 3. Indien de eis geheel of gedeeltelijk strekt tot iets anders dan tot betaling van een geldsom, beslist de voorzitter of het scheidsgerecht uit één of drie arbiters zal bestaan.
lid 4. Partijen kunnen in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel gezamenlijk bepalen of het scheidsgerecht uit één of drie arbiters bestaat. Dit moet uiterlijk binnen twee weken nadat de secretaris aan partijen de betaling van de waarborgsom heeft bevestigd aan de secretaris worden medegedeeld.
lid 5. Indien één arbiter is benoemd kan de voorzitter later alsnog – al dan niet op verzoek van partijen of arbiter – beslissen dat het scheidsgerecht uit drie arbiters zal bestaan, indien hij zulks in verband met de aard van het geschil wenselijk acht.
BENOEMING VAN ARBITERS
Artikel 20
lid 1. De benoeming van arbiter(s) geschiedt door de voorzitter. De benoeming wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.
lid 2. Binnen twee weken nadat de secretaris aan partijen de betaling van de waarborgsom heeft bevestigd kunnen partijen schriftelijk een gemeenschappelijke voorkeur voor te benoemen arbiter(s) aan de secretaris ter kennis brengen. Bij de benoeming van arbiter(s) zal de voorzitter zoveel mogelijk rekening houden met de door partijen aangegeven voorkeur.
lid 3. Op gemeenschappelijk verzoek van partijen binnen de in lid 2 genoemde termijn kan de voorzitter in geval van benoeming van drie arbiters één daarvan benoemen, die geen lid is van de Commissie van Arbitrage.
lid 4. De benoeming van arbiter(s) overeenkomstig de bepalingen van dit artikel vindt zo mogelijk plaats binnen een maand nadat de memorie van antwoord is ingediend dan wel nadat binnen de daarvoor gestelde laatste termijn geen memorie van antwoord is ingediend.
lid 5. Door mee te werken aan de benoeming van arbiter(s) verliezen partijen niet het recht om een beroep te doen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage.
lid 6. Een arbiter aanvaardt zijn benoeming schriftelijk.
lid 7. Een arbiter die belast is met de beslechting van een geschil blijft, ook nadat hij geen lid meer is van de Commissie van Arbitrage, met de afdoening daarvan belast.
SECRETARIS
Artikel 21
De secretaris van de Raad functioneert ambtshalve als secretaris van het scheidsgerecht. Hij heeft daarin een adviserende stem. Bij zijn verhindering, afwezigheid of wraking wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger of door een daartoe door de voorzitter aangewezen plaatsvervanger, al dan niet uit het midden van het bestuur van de Raad.
ONTHEFFING VAN OPDRACHT
Artikel 22
lid 1. Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard, kan op zijn eigen verzoek daarvan worden ontheven hetzij met instemming van partijen, hetzij door de voorzitter.
lid 2. Een arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard, kan, indien hij rechtens of feitelijk niet meer in staat is zijn opdracht te vervullen, op verzoek van één van de partijen door de voorzitter van zijn opdracht worden ontheven.
lid 3. Een scheidsgerecht dat zijn opdracht heeft aanvaard kan, indien het, ondanks herhaalde aanmaning, zijn opdracht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op onaanvaardbare trage wijze uitvoert, op verzoek van één van de partijen door de voorzitter van zijn opdracht worden ontheven.
lid 4. Een arbiter die van zijn opdracht is ontheven en een scheidsgerecht dat van zijn opdracht is ontheven, wordt vervangen volgens de regelen die van toepassing waren op de oorspronkelijke benoeming.
INTREKKEN ARBITRAGE
Artikel 23
lid 1. De partij die de arbitrage aanhangig heeft gemaakt kan deze intrekken. Hiervoor is instemming van de andere partij nodig, tenzij de andere partij nog geen memorie van antwoord heeft ingediend.
lid 2. Wanneer een arbitrage wordt ingetrokken, bepaalt de voorzitter de door partij(en) verschuldigde kosten. Deze kosten bestaan uit het honorarium van de secretaris, het bedrag vermeld in artikel 12 sub a, de door de Raad gemaakte kosten en, voor zover arbiter(s) reeds bemoeienis met de arbitrage hebben gehad, het honorarium van arbiter(s).
Artikel 24
lid 1. Een arbiter dient onpartijdig, onafhankelijk en onbevooroordeeld te zijn.
lid 2. Het is een arbiter niet toegestaan overleg met één van partijen te hebben zonder dat de andere partij en de eventuele andere arbiters daar toestemming voor hebben verleend.
lid 3. Het bepaalde in lid 1 en lid 2 geldt ook voor de secretaris.
WRAKING
Artikel 25
lid 1. Een arbiter en de aan het scheidsgerecht toegevoegde secretaris kunnen worden gewraakt indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan hun onpartijdigheid of onafhankelijkheid.
lid 2. Een door partijen voorgedragen arbiter als bedoeld in artikel 20 lid 2 kan slechts worden gewraakt om redenen welke na diens benoeming bekend zijn geworden.
lid 3. Een partij kan een arbiter niet wraken indien zij in diens benoeming heeft berust, tenzij de redenen tot wraking haar eerst later bekend zijn geworden.
Artikel 26
lid 1. Een als arbiter aangezochte persoon die het vermoeden heeft dat hij zou kunnen worden gewraakt, doet daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter, onder vermelding van de vermoedelijke redenen tot wraking.
lid 2. Een tot arbiter benoemde persoon doet de in het eerste lid bedoelde mededeling aan partijen zodra zijn benoeming heeft plaatsgevonden, tenzij zij deze mededeling reeds hebben ontvangen.
lid 3. Een arbiter die hangende het arbitraal geding het vermoeden krijgt dat hij zou kunnen worden gewraakt, doet daarvan onder vermelding van de vermoedelijke redenen tot wraking schriftelijk mededeling aan de voorzitter, partijen en, indien het scheidsgerecht uit meer arbiters bestaat, aan de mede-arbiters.
lid 4. Het in dit artikel bepaalde is ook van toepassing op de secretaris.
Artikel 27
lid 1. De wrakende partij brengt de wraking, onder opgave van redenen, schriftelijk ter kennis van de betrokken arbiter, de voorzitter, de andere partij en, indien het scheidsgerecht uit meerdere arbiters bestaat, aan de mede-arbiters. De kennisgeving wordt gedaan binnen vier weken nadat de reden tot wraking aan de wrakende partij bekend is geworden. Het geding kan door het scheidsgerecht worden geschorst vanaf de dag van de ontvangst van de kennisgeving door de arbiter.
lid 2. Trekt een gewraakte arbiter zich niet binnen twee weken na de dag van ontvangst van de in lid 1 vermelde kennisgeving terug, dan wordt over de gegrondheid van de wraking beslist door de voorzitter. Indien de voorzitter oordeelt dat de wraking ongegrond is, kan de wrakende partij zich binnen vier weken na de dag van ontvangst van de beslissing van de voorzitter tot de voorzieningenrechter van de rechtbank wenden met het verzoek over de gegrondheid van de wraking te beslissen.
lid 3. Trekt de gewraakte arbiter zich terug of wordt diens wraking door de voorzitter of door de voorzieningenrechter van de rechtbank gegrond bevonden, dan wordt hij vervangen volgens de regelen welke van toepassing waren op de oorspronkelijke benoeming.
lid 4. Het in dit artikel bepaalde is ook van toepassing op de wraking van de secretaris.
PROCEDURE
Artikel 28
Het scheidsgerecht is bevoegd al datgene te doen wat hij noodzakelijk acht voor een goed verloop van de procedure.
Artikel 29
lid 1. Partijen behoeven zich niet door een advocaat te laten bijstaan. Zij kunnen in persoon verschijnen of zich doen vertegenwoordigen door een advocaat dan wel door een daartoe schriftelijk gevolmachtigde.
lid 2. De procedure wordt in de Nederlandse taal gevoerd, tenzij het scheidsgerecht instemt met een vreemde taal.
Artikel 30
lid 1. De verwerende partij wordt na indiening van de memorie van eis als bedoeld in artikel 16 en nadat de waarborgsom betaald is in de gelegenheid gesteld een memorie van antwoord in te dienen.
lid 2. De verwerende partij kan bij haar memorie van antwoord een eis in reconventie instellen indien daarop dezelfde arbitrageovereenkomst als waarop de eis in conventie is gebaseerd van toepassing is dan wel diezelfde arbitrageovereenkomst door partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend van toepassing is verklaard.
lid 3. Indien een eis in reconventie wordt ingesteld wordt de verwerende partij in zoverre beschouwd als eisende partij, is artikel 18 van overeenkomstige toepassing en wordt de eisende partij in conventie in de gelegenheid gesteld een memorie van antwoord in reconventie in te dienen.
lid 4. Het scheidsgerecht kan partijen toestaan nadere memories in te dienen. Bij geschillen met een belang van minder dan € 60.000,– (dan wel een ander door het bestuur te bepalen bedrag) wordt in de regel het indienen van nadere memories niet toegestaan.
lid 5. De termijnen voor het indienen van memories worden door het scheidsgerecht of – zolang het scheidsgerecht nog niet is benoemd – door de secretaris bepaald.
lid 6. Een partij kan haar vordering of de gronden daarvan veranderen of vermeerderen gedurende de arbitrale procedure, op voorwaarde dat de andere partij daardoor in haar verdediging niet onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor niet onredelijk wordt vertraagd.
lid 7. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om hun zaak op een mondelinge behandeling toe te lichten. Als door de verwerende partij niet binnen de daarvoor gestelde laatste termijn een memorie van antwoord is ingediend, kan het scheidsgerecht bepalen dat geen mondelinge behandeling plaatsvindt. Ook kan het scheidsgerecht bepalen dat geen mondelinge behandeling plaatsvindt indien beide partijen hiermee instemmen.
VERSNELDE BEHANDELING
Artikel 31
lid 1. In zaken van spoedeisende aard kunnen partijen om een versnelde behandeling van de arbitrage verzoeken.
lid 2. De eisende partij dient het verzoek om versnelde behandeling te doen tegelijkertijd met de indiening van de memorie van eis. De verwerende partij dient het verzoek te doen uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de memorie van eis.
lid 3. De voorzitter beslist op het verzoek. Indien hij het verzoek inwilligt, bepaalt hij direct het aantal arbiters en gaat hij direct over tot de benoeming van arbiter(s).
lid 4. Indien het verzoek wordt ingewilligd worden partijen na indiening van de memorie van antwoord (al dan niet in reconventie) niet in de gelegenheid gesteld nadere memories in te dienen.
BEWIJS
Artikel 32
lid 1. De bewijsvoering, de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de waardering van het bewijs staan ter vrije bepaling van het scheidsgerecht.
lid 2. Het scheidsgerecht is bevoegd ambtshalve of op verzoek van partijen getuigen te horen en het advies van deskundigen in te winnen, alsmede al datgene te doen, wat het tot de goede beslissing van het geding nuttig oordeelt.
lid 3. Partijen zijn verplicht om met betrekking tot het geschil aan het scheidsgerecht alle door het scheidsgerecht verlangde inlichtingen te verstrekken en desverlangd persoonlijk te verschijnen.
ONBEVOEGDHEID
Artikel 33
Een partij die in het arbitraal geding is verschenen, dient een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, voor alle weren te doen, op straffe van verval van haar recht op dat ontbreken later, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen, tenzij dit beroep wordt gedaan op de grond dat het geschil volgens artikel 1020 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet vatbaar is voor arbitrage.
ARBITRAAL KORT GEDING
Artikel 34
lid 1. Tijdens een aanhangig arbitraal geding ten gronde kan het scheidsgerecht, wanneer uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt vereist, op verzoek van een van de partijen, na indiening van een memorie van eis, een voorlopige voorziening treffen, met uitzondering van bewarende maatregelen als bedoeld in de vierde titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De voorlopige voorziening moet samenhangen met de vordering(en) in het aanhangige arbitraal geding ten gronde.
lid 2. Indien geen arbitraal geding ten gronde aanhangig is kan in alle zaken, waarin uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt vereist, na het indienen van een memorie van eis, door een te benoemen scheidsgerecht een voorlopige voorziening worden getroffen, met uitzondering van bewarende maatregelen als bedoeld in de vierde titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
lid 3. De artikelen 16 en volgende zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij hierna anders is bepaald.
lid 4. Indien in een aanhangig arbitraal geding ten gronde nog geen scheidsgerecht is benoemd, wordt dit direct benoemd door de voorzitter na indiening van de memorie van eis als bedoeld in lid 1.
lid 5. Indien geen arbitraal geding ten gronde aanhangig is, wordt na indiening van de memorie van eis als bedoeld in lid 2 direct door de voorzitter een scheidsgerecht benoemd. De van een scheidsgerecht deel uitmakende arbiter(s) zijn ook benoembaar in een eventueel nog aanhangig te maken arbitraal geding ten gronde.
lid 6. Tegelijk met het indienen van de memorie van eis wordt een afschrift hiervan toegezonden aan de andere partij.
lid 7. Het scheidsgerecht bepaalt of na indiening van de memorie van eis nog nadere memories mogen worden ingediend. In ieder geval vindt een mondelinge behandeling plaats.
lid 8. Ongeacht het bepaalde in artikel 18 dient de waarborgsom in ieder geval voor de mondelinge behandeling te zijn betaald.
lid 9. De voorlopige voorziening wordt gegeven in de vorm van een arbitraal vonnis en houdt niet een beslissing ten principale in.
OPNEMING VAN WERK
Artikel 35
lid 1. Een partij kan opneming van de toestand van het werkterrein, van het werk, van enig onderdeel daarvan, van materialen of enig hulpwerk verzoeken. Na indiening van het verzoek en na betaling van de waarborgsom als bedoeld in artikel 18 zal de voorzitter overgaan tot benoeming van een commissie van opneming.
lid 2. De commissie van opneming zal ter beoordeling van de voorzitter bestaan uit één of drie leden, te benoemen uit de Commissie van Arbitrage, met dien verstande dat de voorzitter bevoegd is om, indien hem dit wenselijk voorkomt, over te gaan tot benoeming van één of meer leden buiten de Commissie van Arbitrage.
lid 3. De leden van de commissie van opneming zijn ook benoembaar als arbiter(s) in een eventueel nog aanhangig te maken arbitraal geding dat verband houdt met de opneming.
lid 4. Indien reeds een arbitraal geding aanhangig is dat verband houdt met de opneming en in dit geding reeds arbiter(s) zijn benoemd, zijn deze arbiter(s) ook benoembaar als lid van de commissie van opneming.
lid 5. Van de opneming wordt een proces-verbaal opgemaakt.
lid 6. Voor de opneming dient door de verzoeker een waarborgsom te worden betaald. Het bepaalde in de artikelen 18 en 47 is van overeenkomstige toepassing.
VOEGING EN TUSSENKOMST
Artikel 36
lid 1. Op schriftelijk verzoek van een derde, die enig belang heeft bij een arbitraal geding, kan het scheidsgerecht deze toestaan om zich daarin te voegen of tussen te komen, mits tussen de partijen en de derde een arbitrageovereenkomst, verwijzend naar de Raad en haar statuten, geldt of van kracht wordt.
lid 2. Voor de behandeling van het verzoek dient door de verzoeker een waarborgsom te worden betaald. Het bepaalde in de artikelen 18 en 47 is van overeenkomstige toepassing.
lid 3. Het scheidsgerecht stelt de partijen in het arbitraal geding in de gelegenheid te reageren op het verzoek en kan de derde vervolgens in de gelegenheid stellen daarop te reageren.
lid 4. Door de toelating van de voeging of tussenkomst wordt de derde in het arbitraal geding partij.
lid 5. Na de toelating van de voeging of tussenkomst regelt het scheidsgerecht de verdere gang van het geding.
VRIJWARING
Artikel 37
lid 1. Op schriftelijk verzoek van een partij kan het scheidsgerecht deze toestaan een derde in vrijwaring op te roepen, mits tussen de verzoekende partij en de derde een arbitrageovereenkomst, verwijzend naar de Raad en haar statuten, geldt of van kracht wordt.
lid 2. Voor de behandeling van het verzoek dient door de verzoeker een waarborgsom te worden betaald. Het bepaalde in de artikelen 18 en 47 is van overeenkomstige toepassing.
lid 3. Het scheidsgerecht stelt de andere partij en de derde in de gelegenheid op het verzoek te reageren.
lid 4. Het scheidsgerecht laat de vrijwaring niet toe indien het scheidsgerecht het op voorhand onaannemelijk acht dat de derde verplicht zal zijn de nadelige gevolgen van een eventuele veroordeling van de verzoekende partij te dragen, dan wel van oordeel is dat door een vrijwaringsprocedure onredelijke of onnodige vertraging van het geding te verwachten valt.
lid 5. Na de toelating van de vrijwaring regelt het scheidsgerecht de verdere gang van het geding.
SAMENVOEGING VAN PROCEDURES
Artikel 38
lid 1. Een partij in een bij de Raad aanhangig arbitraal geding, dat samenhangt met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, kan verzoeken om die gedingen algeheel samen te voegen, mits dat andere geding (hierna ook: het samen te voegen geding) wordt gevoerd onder toepasselijkheid van een reglement dat op inhoudelijk overeenkomstige wijze voorziet in de mogelijkheid van algehele samenvoeging van arbitrale gedingen. Het verzoek tot samenvoeging kan reeds worden gedaan in de memorie van eis.
lid 2. Partijen in een bij de Raad aanhangig geding doen uitdrukkelijk afstand van de mogelijkheid om een verzoek tot samenvoeging van arbitrale gedingen te doen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, indien het reglement, toepasselijk op het samen te voegen geding, eveneens voorziet in de mogelijkheid van algehele samenvoeging van arbitrale gedingen.
lid 3. Een verzoek dat strekt tot het gedeeltelijk samenvoegen van een bij de Raad aanhangig arbitraal geding met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding wordt niet gehonoreerd.
lid 4. Een verzoek dat strekt tot het samenvoegen van een bij de Raad aanhangig arbitraal geding met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding wordt niet in behandeling genomen zolang niet is beslist op een in een van die gedingen gedaan beroep op onbevoegdheid van het scheidsgerecht.
lid 5. Een verzoek dat strekt tot het samenvoegen van een bij de Raad aanhangig kort geding als bedoeld in artikel 34 met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, wordt niet gehonoreerd.
lid 6. Het verzoek moet schriftelijk worden gedaan aan de voorzitter van de Raad en dient vergezeld te zijn van:
a. een opgave van het adres van het secretariaat van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is;
b. zo mogelijk een exemplaar van het geschrift waarmee het samen te voegen geding aanhangig is gemaakt;
c. een exemplaar van het arbitragereglement dat op het samen te voegen geding van toepassing is.
Artikel 39
lid 1. Alvorens op het verzoek te beslissen stelt de voorzitter van de Raad de andere partij in het bij de Raad aanhangige geding en – indien benoemd – de arbiter(s) in de gelegenheid om binnen een door hem gestelde termijn van ten hoogste veertien dagen kanttekeningen bij het verzoek te maken. Van het verzoek en de gemaakte kanttekeningen zendt hij een afschrift aan de voorzitter van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is.
lid 2. Op het verzoek tot samenvoeging wordt gezamenlijk beslist door de voorzitter van de Raad en de voorzitter van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is.
lid 3. Ingeval het verzoek tot samenvoeging wordt gehonoreerd, bepalen de voorzitter van de Raad en de voorzitter van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is, hoe het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen zal zijn samengesteld en -los daarvan- welk reglement op de samengevoegde gedingen van toepassing zal zijn. Zij bepalen voorts hetgeen aan de eventueel reeds benoemde arbiter(s) die als gevolg van de samenvoeging van hun opdracht worden ontheven toekomt als honorarium en hetgeen als vergoeding toekomt aan het secretariaat van het arbitrage-instituut dat niet het secretariaat van de samengevoegde gedingen voert en hetgeen als vergoeding toekomt aan dat arbitrage-instituut.
lid 4. Een verzoek tot samenvoeging kan worden toegewezen voor zover het geen onredelijke vertraging van de aanhangige gedingen oplevert, mede gezien de stand waarin zij zich bevinden en er tussen de arbitrale gedingen een zo nauwe samenhang bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
lid 5. Indien de voorzitter van de Raad en de voorzitter van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is laten weten dat geen overeenstemming is bereikt over het al dan niet samenvoegen van de gedingen, dan wel over de samenstelling van het scheidsgerecht of over het toepasselijke reglement, kunnen partijen in de bij de Raad aanhangige procedure aan de voorzieningenrechter een verzoek doen tot het samenvoegen van arbitrale gedingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
lid 6. Indien het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is geen voorzitter heeft, dient in de voorgaande leden van dit artikel in plaats van de voorzitter van dat andere arbitrage-instituut gelezen te worden degene die bij dat arbitrage-instituut de bevoegdheid heeft tot het benoemen van een scheidsgerecht.
Artikel 40
Tegen een door het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen gewezen vonnis staat geen hoger beroep open, tenzij de bij het samengevoegde geding betrokken partijen bij overeenkomst in de mogelijkheid van arbitraal hoger beroep hebben voorzien of daarin alsnog voorzien.
Artikel 41
Het in de artikelen 38 tot en met 40 bepaalde is van overeenkomstige toepassing indien een partij in een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding verzoekt om dat geding samen te voegen met een bij de Raad aanhangig geding.
Artikel 42
Het in de artikelen 38 tot en met 41 bepaalde is van overeenkomstige toepassing indien het verzoek tot samenvoeging betrekking heeft op drie of meer samen te voegen gedingen bij verschillende arbitrage instituten.
VONNIS
Artikel 43
lid 1. Het scheidsgerecht kan een geheel of gedeeltelijk eindvonnis dan wel een tussenvonnis wijzen. Van een geheel of gedeeltelijk eindvonnis is sprake wanneer het gevorderde in een vonnis geheel of gedeeltelijk bij dictum wordt afgedaan.
lid 2. Het scheidsgerecht beslist naar de regelen des rechts, tenzij partijen het scheidsgerecht bij overeenkomst opdracht hebben gegeven te beslissen als goede personen naar billijkheid.
lid 3. Aan elk van de partijen wordt een door arbiter(s) ondertekend exemplaar van het vonnis toegezonden. Het originele exemplaar wordt bewaard in het archief van de Raad.
lid 4. De Raad is bevoegd het vonnis openbaar te maken, tenzij één van de partijen voor het wijzen van het vonnis verklaard heeft tegen openbaarmaking bezwaar te hebben.
Artikel 44
lid 1. Weigert een minderheid van de arbiters het vonnis te ondertekenen, dan wordt daarvan door de andere arbiters in het door hen ondertekende vonnis melding gemaakt.
lid 2. Is een minderheid van de arbiters niet in staat het vonnis te ondertekenen, dan zijn de bepalingen van het vorige lid van overeenkomstige toepassing.
VERSTEKVONNIS
Artikel 45
lid 1. Blijft de verwerende partij, ofschoon daartoe behoorlijk in de gelegenheid te zijn gesteld, in gebreke verweer te voeren zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht aanstonds vonnis wijzen.
lid 2. Bij dit vonnis wordt de vordering toegewezen, tenzij deze het scheidsgerecht onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Het scheidsgerecht kan, alvorens vonnis te wijzen, van de eisende partij het bewijs van een of meer van haar stellingen verlangen.
ARBITRAAL SCHIKKINGSVONNIS
Artikel 46
Indien partijen gedurende een arbitraal geding tot een vergelijk komen, kan op gezamenlijk verzoek het scheidsgerecht de inhoud daarvan in een arbitraal vonnis vastleggen. Het scheidsgerecht kan het verzoek zonder opgave van redenen weigeren.
KOSTEN
Artikel 47
lid 1. Het scheidsgerecht stelt de arbitragekosten vast en vermeldt deze in het vonnis.
lid 2. Tot de arbitragekosten behoren de honoraria en verschotten van arbiter(s) en de secretaris, het bedrag vermeld in artikel 12 sub a en de door de Raad en het scheidsgerecht voor de behandeling van de arbitrage gemaakte kosten.
lid 3. Bij de bepaling van de honoraria van arbiter(s) en de secretaris wordt gelet op de door hen aan de arbitrage bestede tijd en moeite en het belang van de arbitrage. Alvorens deze honoraria aan partijen in rekening worden gebracht, worden deze ter kennis gebracht van de voorzitter, die aan het scheidsgerecht voorstellen tot wijziging kan doen.
lid 4. Bij de vaststelling van de kosten is het scheidsgerecht niet gebonden aan het bedrag van de waarborgsom, bedoeld in artikel 18.
lid 5. Het scheidsgerecht is bevoegd de kosten van de arbitrage te verrekenen met de waarborgsom. Als de arbitragekosten hoger zijn dan de betaalde waarborgsom kan het scheidsgerecht om betaling van een aanvullende waarborgsom vragen. Het scheidsgerecht is niet gehouden vonnis te wijzen indien de aanvullende waarborgsom nog niet is betaald.
lid 6. Het scheidsgerecht kan een partij veroordelen om de arbitragekosten van de andere partij geheel of gedeeltelijk aan die andere partij te vergoeden.
lid 7. Het scheidsgerecht kan een partij veroordelen tot betaling van een vergoeding voor kosten van juridische en deskundige bijstand van de andere partij.
REGLEMENT
Artikel 48
In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 16 en volgende kan het bestuur in een reglement nadere regels stellen. Dit reglement kan door het bestuur te allen tijde worden gewijzigd. Eventuele wijzigingen in dit reglement gelden niet voor arbitrages die op het moment van wijziging reeds aanhangig zijn.
UITSLUITING AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 49
De Raad, een bestuurslid in persoon, de secretaris, de plaatsvervangend secretaris, een arbiter, een deskundige, een lid van de commissie van opneming en eventuele andere door hen in een arbitrage betrokken personen zijn niet aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van enig eigen of andermans handelen of nalaten of door gebruik van hulpzaken in verband met een bij de Raad aanhangig gemaakte arbitrage.
OVERGANGSBEPALING
Artikel 50
Het bepaalde in de artikelen 16 en verder is van toepassing op arbitrages die aanhangig gemaakt zijn na de datum van de laatste wijziging van deze statuten.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 51
In alle gevallen waarin de statuten of het reglement niet voorzien, beslist het dagelijks bestuur.
Artikel 52
Deze statuten kunnen worden gewijzigd door een besluit van het bestuur van de Raad.
Voor een besluit tot wijziging is vereist, dat minstens vijf leden zich met het voorstel tot wijziging verenigen. Het voorstel daartoe moet vooraf in de oproepingsbrief zijn vermeld.
Artikel 53
Het besluit tot wijziging van de statuten behoeft de goedkeuring van de Organisaties. De secretaris deelt daartoe de wijziging schriftelijk aan de besturen van de Organisaties mede. Wanneer binnen één maand na de dagtekening van de schriftelijke mededeling, geen van deze Organisaties tegen de vastgestelde wijziging bezwaar heeft gemaakt, of de wens heeft geuit de wijziging in haar algemene vergadering te behandelen, wordt de vereiste goedkeuring geacht verkregen te zijn.
Artikel 54
De Raad wordt ontbonden op dezelfde wijze als in de artikelen 52 en 53 voor statutenwijziging is bepaald.
Bij het besluit tot ontbinding wordt tevens de bestemming van het bezit van de Raad bepaald. Arbitrageclausules voor welker uitvoering de tussenkomst van de Raad noodzakelijk is, worden alsdan geacht vervallen te zijn.
Statuten (tekst geldend tot 16 oktober 2015)
Statuten van de Stichting Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -Handel*
Door:
A. de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, gevestigd te Amsterdam,
B. het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, gevestigd te ‘s-Gravenhage,
C. de Organisatie van Nederlandse Raadgevende Ingenieursbureaus, gevestigd te `s-Gravenhage, en
D. de Vereniging FME-CWM, gevestigd te Zoetermeer,
is een stichting ingesteld ter beslechting van geschillen in de metaalnijverheid en handel met de navolgende statuten.
NAAM EN ZETEL
Artikel 1
De Stichting draagt de naam: “STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL”.
Zij is gevestigd te ‘s-Gravenhage.
DOEL
Artikel 2
De Stichting, hierna ook te noemen de Raad, stelt zich ten doel het doen beslechten van geschillen, verband houdende met de metaal-, elektrotechnische-, elektronica- en kunststof industrie, alsmede met de handel in de produkten van deze industrieën en aanverwante sectoren. Hieronder worden tevens begrepen geschillen op automatiseringsgebied.
Onder het beslechten van geschillen dient mede te worden verstaan:
a. het geven van voorlopige voorzieningen;
b. het enkel vaststellen van de hoedanigheid of van de toestand van zaken, werken of onderdelen daarvan;
c. het enkel bepalen van de hoogte van een schadevergoeding of van een verschuldigde geldsom;
d. het aanvullen of wijzigen van de rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 1020 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
e. het vastleggen van een vergelijk in een arbitraal vonnis als vermeld in artikel 1069 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
*) De Raad van Arbitrage werd opgericht in 1920 en op 22 oktober 1953 omgezet in een stichting. De statuten zijn gewijzigd op 22 oktober 1953, 2 november 1965, 12 december 1977, 23 maart 1989 en 3 mei 1999.
BESTUUR
Artikel 3
lid 1. Het bestuur der Stichting bestaat uit een voorzitter, een secretaris en twaalf leden, vertegenwoordigers van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. de Organisatie van Nederlandse Raadgevende Ingenieursbureaus en de Vereniging FME-CWM verder te noemen de Verenigingen.
lid 2. Iedere Vereniging benoemt in het bestuur drie leden
lid 3. De voorzitter wordt door de twaalf vertegenwoordigers al of niet uit hun midden gekozen. Wordt hij uit hun midden gekozen, dan houdt hij op vertegenwoordiger van de betrokken Vereniging te zijn en wijst deze een ander lid in het bestuur aan.
lid 4. Het bestuur kiest uit zijn midden een ondervoorzitter, die de voorzitter bij diens afwezigheid of verhindering vervangt.
Artikel 4
lid 1. De voorzitter en de overige leden van het bestuur worden -zoveel mogelijk- voor de tijd van vier jaar benoemd, de secretaris voor onbepaalde tijd.
Om de twee jaar treedt -zoveel mogelijk- de helft der leden af volgens een in onderling overleg opgemaakt rooster. De afgetreden leden zijn terstond herbenoembaar.
lid 2. Personen, die de zeventigjarige leeftijd hebben bereikt, zijn niet benoembaar of herbenoembaar als lid. Zij treden af uiterlijk op de dag waarop de jaarlijkse bestuursvergadering wordt gehouden in het kalenderjaar waarin zij de leeftijd van zeventig jaar bereiken.
DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 5
lid 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, de ondervoorzitter en de secretaris, alsmede twee leden, aan te wijzen door het bestuur uit diens midden. Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter wordt hij vervangen door de ondervoorzitter en deze door één van de leden.
lid 2. Het dagelijks bestuur wordt gekozen voor de tijd van vier jaar. De afgetreden leden zijn terstond herkiesbaar, zulks echter met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 lid 2 en 6 lid 3. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt op het moment, dat men ophoudt lid te zijn van het bestuur.
lid 3. De Stichting wordt in en buiten rechte uitsluitend vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, waarvan één de voorzitter of de secretaris is.
SECRETARIS-PENNINGMEESTER
Artikel 6
lid 1. De secretaris-penningmeester, hierna ook te noemen de secretaris, wordt benoemd en ontslagen door het bestuur en is belast met de administratie, het beheer en de inning der gelden. Het bestuur benoemt voorts een plaatsvervangend secretaris.
lid 2. Tijdens de afwezigheid, verhindering of schorsing van de secretaris wordt zijn functie waargenomen door zijn plaatsvervanger of door een daartoe door het bestuur aangewezen plaatsvervanger al dan niet uit het midden van het bestuur.
lid 3. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris treden af uiterlijk op de dag waarop de jaarlijkse bestuursvergadering wordt gehouden in het boekjaar, waarin zij de leeftijd van vijfenzestig jaar bereiken.
Artikel 7
lid 1. De secretaris is verplicht tot het verrichten van alle werkzaamheden. die tot volledige vervulling van zijn taak als secretaris van het bestuur, van de Raad en ambtshalve secretaris van enig scheidsgerecht kunnen geacht worden te behoren.
lid 2. Hij woont de vergaderingen bij en voert de daar genomen besluiten uit. Hij is belast met de opstelling van het jaarlijks aan de Verenigingen uit te brengen verslag. Hij is verplicht de voorzitter desgewenst te allen tijde inzage te geven in de kas en de door hem gehouden rekening.
Hij doet in de jaarlijkse bestuursvergadering rekening en verantwoording van zijn gehouden beheer over het afgelopen jaar, waarover in dezelfde vergadering door de voorzitter advies wordt uitgebracht. De goedkeuring van deze rekening en verantwoording door het bestuur strekt de secretaris tot décharge voor zijn uit de boeken blijkend beheer.
lid 3. Hij is voorts belast met de bewaring van het archief en verplicht daarin aan de leden van het bestuur desgewenst te allen tijde inzage te verlenen.
lid 4. De secretaris geniet een bezoldiging, welke in het huishoudelijk reglement is vastgesteld.
VERGADERINGEN VAN HET BESTUUR
Artikel 8
lid 1. Jaarlijks zal, zo mogelijk vóór één mei, op een door de voorzitter vastgestelde datum een bestuursvergadering plaatsvinden.
lid 2. In deze vergadering zal onder meer:
a. het jaarlijks aan de Verenigingen uit te brengen verslag worden vastgesteld;
b. de rekening en verantwoording door de secretaris van het afgelopen boekjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar worden behandeld;
c. de begroting worden vastgesteld over het lopende jaar;
d. de verdere huishoudelijke aangelegenheden van de Raad en het bestuur worden behandeld en afgedaan.
Artikel 9
lid 1. Het jaarlijks aan de Verenigingen uit te brengen verslag zal onder meer moeten bevatten:
a. algemene beschouwingen over de werking van de Raad;
b. een opsomming van de geschillen waarin de tussenkomst van de Raad is ingeroepen.
lid 2. Bij het jaarverslag zal voor de Verenigingen worden gevoegd de door het bestuur goedgekeurde rekening en verantwoording van de secretaris.
Artikel 10
De voorzitter is bevoegd, zo vaak hij dit nodig oordeelt, een vergadering van het bestuur of het dagelijks bestuur bijeen te roepen en is daartoe verplicht, indien een zodanig verzoek met redenen omkleed en met opgave der te behandelen punten door drie leden van het bestuur tot hem wordt gericht.
Artikel 11
lid 1. Besluiten worden in het bestuur met gewone meerderheid van stemmen genomen, tenzij uitdrukkelijk anders in deze statuten of het huishoudelijk reglement is bepaald. Ook indien in het bestuur vacatures zijn, doch niet meer dan vijf, is het bestuur bevoegd besluiten te nemen.
lid 2. Indien bij een stemming de stemmen staken kan de beraadslaging opnieuw worden geopend en heeft een herstemming plaats; staken de stemmen nogmaals, dan beslist de voorzitter.
lid 3. Stemming over personen geschiedt als regel schriftelijk.
Indien bij eerste stemming geen volstrekte meerderheid wordt verkregen, vindt opnieuw een stemming plaats.
Verkrijgt ook dan niemand de volstrekte meerderheid, dan heeft herstemming plaats tussen de twee personen, die bij de laatste stemming de meeste stemmen op zich verenigden, zo nodig na herstemming over hen, die een gelijk aantal stemmen hebben verkregen. Staken de stemmen weder, dan beslist het lot.
lid 4. Ook buiten de vergaderingen heeft het bestuur de bevoegdheid besluiten te nemen, indien alle leden schriftelijk verklaren het met het besluit eens te zijn.
GELDMIDDELEN
Artikel 12
De inkomsten van de Raad bestaan uit:
a. een bedrag per aanhangig gemaakt geschil, te bepalen door de voorzitter van de Raad volgens de maatstaven vermeld in het huishoudelijk reglement;
b. toevallige baten, schenkingen, legaten en dergelijke;
c. vrijwillige bijdragen van Verenigingen.
Artikel 13
Uit de baten in het voorafgaande artikel genoemd zullen onder meer worden bestreden:
a. de vaste jaarlijkse toelage van de secretaris;
b. algemene kosten van de Raad. Hieronder zijn mede begrepen kosten bestuursleden, kosten accountant, personeels- en kantoorkosten, drukwerk, porti en dergelijke.
PLAATS VAN ARBITRAGE
Artikel 14
De plaats van arbitrage is ‘s-Gravenhage, tenzij door partijen anders is overeengekomen. Zittingen, comparities, getuigen- en deskundigenverhoren kunnen elders plaatsvinden, zulks ter beslissing van het scheidsgerecht.
DE COMMISSIE VAN ARBITRAGE
Artikel 15
lid 1. De Commissie van Arbitrage bestaat uit zestig leden, waarvan ieder van de Verenigingen vijftien leden kan benoemen.
lid 2. Uit deze Commissie worden door de voorzitter, of bij diens afwezigheid door de ondervoorzitter, arbiters benoemd tot lid/leden van een scheidsgerecht ter beslechting van het aan dit scheidsgerecht voorgelegde geschil.
Artikel 16
lid 1. De leden der Commissie van Arbitrage worden -zoveel mogelijk- voor de tijd van vier jaar benoemd. Om de twee jaar treedt zoveel mogelijk de helft der leden af. De afgetreden leden zijn terstond herbenoembaar.
lid 2. Het lidmaatschap van het bestuur van de Raad is verenigbaar met dat van de Commissie van Arbitrage.
lid 3. Het lidmaatschap van de Commissie eindigt uiterlijk op de laatste dag van het jaar waarin het lid de leeftijd van zeventig jaar bereikt.
lid 4. Leden, aan wie een geschil ter scheidsrechterlijke beslissing is opgedragen, blijven, ook nadat zij zijn opgehouden leden der Commissie van Arbitrage te zijn, met de afdoening daarvan belast.
Artikel 17
lid 1. Leden van de Commissie van Arbitrage, die tot lid van een scheidsgerecht worden benoemd, zijn verplicht die benoeming te aanvaarden.
lid 2. Van die verplichting kunnen worden vrijgesteld zij, die binnen acht dagen na de dag van hun benoeming aan de secretaris van de Raad met opgave van redenen mededeling hebben gedaan van hun verhindering.
De beoordeling van de geldigheid der redenen van verhindering blijft aan de voorzitter.
AANHANGIG MAKEN VAN HET GESCHIL
Artikel 18
lid 1. Elk geschil moet, hetzij door één der partijen, hetzij door beide partijen, schriftelijk en behoorlijk omschreven en toegelicht bij de secretaris van de Raad worden aanhangig gemaakt, waarbij tevens moet worden aangetoond, dat partijen zijn overeengekomen tussen haar gerezen geschillen te beslechten op de wijze als bij deze statuten voorzien. Betreffende memorie van eis dient in achtvoud te worden ingediend.
lid 2. De voorzitter is bevoegd, alvorens tot de benoeming van arbiters over te gaan, te trachten partijen tot overeenstemming te brengen.
lid 3. De kosten hierop vallende worden door de voorzitter bepaald.
Artikel 19
De arbitrage wordt geacht aanhangig te zijn gemaakt op de dag van ontvangst van de arbitrageaanvrage door de secretaris van de Raad.
WAARBORGSOM
Artikel 20
lid 1. Wanneer een geschil bij de Raad is aangebracht, nodigt de secretaris in overleg met de voorzitter de aanvragende partij(en) uit, binnen veertien dagen ten kantore van de secretaris een bedrag te storten als waarborg voor de voldoening van de op de scheidsrechterlijke beslissing vallende kosten.
lid 2. Dit bedrag wordt voor ieder geschil afzonderlijk door de voorzitter bepaald. Zolang het door de voorzitter vastgestelde bedrag niet is gestort, wordt de bepaling van het aantal arbiters en hun benoeming niet uitgevoerd.
lid 3. Over de betaalde waarborgsom wordt geen rente vergoed.
INTREKKEN PROCEDURE
Artikel 21
lid 1. Intrekken van een procedure is mogelijk.
Tenzij nog geen memorie van antwoord is ingediend is voor intrekking van de procedure toestemming nodig van de wederpartij.
lid 2. Wanneer een procedure wordt ingetrokken, bepaalt de voorzitter de door partij(en) verschuldigde kosten.
Van deze kosten maakt deel uit het bedrag vermeld in artikel 12 sub a van deze statuten.
lid 3. Bij de bepaling van de kosten worden de maatstaven gehanteerd, zoals vermeld in het huishoudelijk reglement.
AANWIJZING DER ARBITERS
Artikel 22
lid 1. De beslissing van aan de Raad voorgelegde geschillen geschiedt door drie arbiters of door één arbiter, die lid zijn (is) van de Commissie van Arbitrage.
lid 2. Geschillen, waarvan de eis uitsluitend strekt tot betaling van een geldsom van f 75.000,— of minder aan hoofdsom, worden als regel door één arbiter beslist. Het bestuur heeft de bevoegdheid dit bedrag aan te passen.
lid 3. Indien de eis geheel of gedeeltelijk strekt tot iets anders dan een betaling in geld, beslist de voorzitter of het scheidsgerecht uit één of drie arbiters zal bestaan.
lid 4. Wanneer beide partijen zulks wensen, kunnen zij een tussen haar gerezen geschil onderwerpen aan het oordeel van één arbiter. Evenzeer kunnen zij in gemeen overleg besluiten om een geschil als bedoeld in het tweede lid van dit artikel te onderwerpen aan het oordeel van drie arbiters. Afwijking van het bepaalde bij het eerste en tweede lid van dit artikel moet echter aan de secretaris worden medegedeeld vóór de afloop van de termijn van twee weken bedoeld in het eerste lid van het volgende artikel.
lid 5. De voorzitter kan ook na de aanwijzing van één arbiter, alsnog overgaan tot de benoeming van drie arbiters, indien hij zulks in verband met de aard van het geschil wenselijk acht, of indien beide partijen dit verzoeken.
Artikel 23
lid 1. Binnen twee weken na dagtekening van een daartoe strekkend verzoek van de secretaris aan partijen kunnen deze schriftelijk een door haar in onderling overleg vastgestelde gemeenschappelijke voorkeur voor de te benoemen leden van het scheidsgerecht ter kennis brengen. Bij de benoeming van het scheidsgerecht zal de voorzitter zoveel mogelijk rekening houden met de door partijen uitgesproken voorkeur.
lid 2. Wanneer partijen haar voorkeur niet binnen twee weken na het in lid 1 van dit artikel vermelde verzoek schriftelijk aan de secretaris hebben medegedeeld, geschiedt de benoeming van de arbiters of de arbiter door de voorzitter rechtstreeks. Deze benoeming wordt schriftelijk aan partijen medegedeeld.
lid 3. indien één der partijen dit wenst, kan aanwijzing der arbiters ook onmiddellijk geschieden door de voorzitter.
lid 4. Op gemeenschappelijk verzoek van partijen kan de voorzitter in geval van beslechting door drie arbiters één daarvan benoemen, die geen lid is van de Commissie van Arbitrage.
lid 5. De benoeming van arbiters overeenkomstig de bepalingen van dit artikel vindt -zo mogelijk- plaats binnen twee maanden nadat de arbitrage aanhangig is gemaakt.
lid 6. Door mede te werken aan de benoeming van arbiters verliezen de partijen niet het recht om een beroep te doen op de eventuele onbevoegdheid van het scheidsgerecht wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage.
lid 7. Arbiters aanvaarden hun benoeming schriftelijk.
Artikel 24
Leden van een scheidsgerecht ontvangen, behalve een vergoeding van reis- en verblijfkosten, een honorarium overeenkomstig het bepaalde in het huishoudelijk reglement.
Artikel 25
De secretaris van de Raad functioneert ambtshalve als secretaris van het scheidsgerecht. Hij heeft daarin een adviserende stem. Bij zijn verhindering, afwezigheid of wraking wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger of door een daartoe door de voorzitter aangewezen plaatsvervanger, al dan niet uit het midden van het bestuur van de Raad.
TUSSENTIJDSE BEËINDIGING OPDRACHT AAN ARBITERS
Artikel 26
lid 1. Een arbiter, die zijn opdracht heeft aanvaard, kan op zijn eigen verzoek daarvan worden ontheven hetzij met instemming van partijen hetzij door de voorzitter.
lid 2. Een arbiter kan, indien hij rechtens of feitelijk niet meer in staat is zijn opdracht te vervullen, op verzoek van één der partijen door de voorzitter van zijn opdracht worden ontheven.
lid 3. Partijen kunnen gezamenlijk de opdracht van het scheidsgerecht beëindigen.
lid 4. Op verzoek van de meest gerede partij kan de voorzitter de wederpartij en de arbiter of arbiters gehoord hebbende, de opdracht aan het scheidsgerecht beëindigen, indien het, ondanks herhaalde aanmaning en alle omstandigheden in aanmerking nemende, zijn opdracht op onaanvaardbaar trage wijze uitvoert.
lid 3. Indien een arbiter of het gehele scheidsgerecht van zijn opdracht is ontheven, geschiedt de benoeming van de nieuwe arbiter(s) volgens de regelen die van toepassing waren op de oorspronkelijke benoeming.
Artikel 27
lid 1. Arbiters en zo ook de secretaris behoren onpartijdig, onafhankelijk en onbevooroordeeld te zijn.
lid 2. Gedurende de procedure is het hen niet toegestaan overleg met één der partijen te hebben zonder dat de andere partij en de overige arbiters daar toestemming voor hebben verleend.
WRAKING
Artikel 28
Een als arbiter of secretaris aangezochte persoon die het vermoeden heeft dat hij zou kunnen worden gewraakt, doet daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter, onder vermelding van de vermoedelijke redenen tot wraking.
Artikel 29
lid 1. Arbiters en de aan het scheidsgerecht toegevoegde secretaris kunnen worden gewraakt
indien gerechtvaardigde twijfel bestaat aan hun onpartijdigheid of onafhankelijkheid.
lid 2. Een door partijen benoemde arbiter kan slechts worden gewraakt om redenen welke na
de benoeming bekend zijn geworden.
lid 3. Een partij kan een arbiter niet wraken indien zij in diens benoeming heeft berust, tenzij de redenen tot wraking haar eerst later bekend zijn geworden.
Artikel 30
lid 1. De wrakende partij brengt de wraking, onder opgave van redenen, schriftelijk ter kennis van de betrokken arbiter, het scheidsgerecht, de voorzitter en haar wederpartij. Het geding kan door het scheidsgerecht worden geschorst vanaf de dag van de ontvangst van de kennisgeving door het scheidsgerecht.
lid 2. Trekt een gewraakte arbiter zich niet binnen twee weken na de dag van ontvangst van de in lid 1 vermelde kennisgeving terug, dan wordt over de gegrondheid van de wraking beslist door de voorzitter. De wrakende partij kan zich ingevolge artikel 1035 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering binnen vier weken na de dag van de ontvangst van de kennisgeving door de voorzitter van het bestuur tot de President van de Rechtbank wenden met het verzoek over de gegrondheid van de wraking te beslissen.
lid 3. Trekt de gewraakte arbiter zich terug of wordt diens wraking door de voorzitter of door de President van de Rechtbank gegrond bevonden, dan wordt hij vervangen volgens de regelen welke van toepassing waren op de oorspronkelijke benoeming.
lid 4. Indien de betrokken arbiter of één der partijen of beide partijen buiten Nederland wonen of verblijf houden wordt de in lid 2 vermelde termijn acht weken.
lid 5. Het in dit artikel bepaalde geldt evenzeer voor de wraking van de aan het scheidsgerecht toegevoegde secretaris.
PROCEDURE
Artikel 31
Het scheidsgerecht is bevoegd al datgene te doen wat zij noodzakelijk acht voor een goed verloop van de procedure.
Artikel 32
lid 1. De procedure wordt schriftelijk gevoerd en eindigt met een mondelinge behandeling, waar partijen in de gelegenheid worden gesteld haar standpunten nader toe te lichten. Het scheidsgerecht kan na instemming van partijen beslissen, dat de mondelinge toelichting achterwege blijft.
lid 2. Partijen behoeven zich niet door een advocaat te laten bijstaan. Zij kunnen in persoon verschijnen of zich doen vertegenwoordigen door een advocaat dan wel door een daartoe schriftelijk gevolmachtigde.
Artikel 33
lid 1. Het proces wordt in de Nederlandse taal gevoerd, tenzij arbiters instemmen met een vreemde taal.
lid 2. De eisende partij is, hangende de procedure, bevoegd haar eis te wijzigen, te verminderen of te vermeerderen tenzij de wederpartij op onredelijke wijze in haar verweer wordt benadeeld. Wijziging van eis dient schriftelijk bij akte of memorie te geschieden.
lid 3. Elk der partijen is gerechtigd een memorie in te dienen. Het scheidsgerecht kan het indienen van een tweede memorie toestaan.
lid 4. Een verwerende partij kan bij haar memorie van antwoord een eis in reconventie aanhangig maken, in welk geval het scheidsgerecht, hetwelk de eis in conventie behandelt, tevens over de reconventionele vordering zal beslissen. Artikel 20 is bij het instellen van een vordering in reconventie toepasselijk op de partij, die deze tegenvordering instelt.
lid 5. De termijnen voor het indienen der memories worden door het scheidsgerecht bepaald. Indien een partij niet binnen de gestelde termijn haar memorie of stukken indient, kan het scheidsgerecht, eventueel zonder het houden van een mondelinge behandeling, beslissing geven op de ingediende stukken.
lid 6. Een eis in reconventie dient in vijfvoud te worden ingediend
Artikel 34
lid 1. Het scheidsgerecht is vrij ten aanzien van de toepassing van de regelen van bewijs.
lid 2. Het scheidsgerecht is bevoegd ambtshalve of op verzoek van partijen getuigen te horen en het advies van deskundigen in te winnen, alsmede al datgene te doen, wat het tot de goede beslissing van het geding nuttig oordeelt.
lid 3. Partijen zijn verplicht om met betrekking tot het geschil aan het scheidsgerecht alle door het scheidsgerecht verlangde inlichtingen te verstrekken en desverlangd persoonlijk te verschijnen.
ONBEVOEGDHEID
Artikel 35
Een partij die in het arbitraal geding is verschenen, dient een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, voor alle weren te doen, op straffe van verval van haar recht op dat ontbreken later alsnog een beroep te doen, tenzij dit beroep wordt gedaan op de grond dat het geschil volgens artikel 1020, lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet vatbaar is voor arbitrage.
VERKORTE PROCEDURE
Artikel 36
Bij geschillen met een belang van f 25.000,– in hoofdsom of minder wordt in de regel de .schriftelijke behandeling beperkt tot een memorie van eis en een memorie van antwoord. Verder gelden de regels van de normale arbitrageprocedure. In de memorie van eis dient de grondslag van de vordering duidelijk omschreven te zijn. Ook moeten alle bewijsstukken worden overgelegd.
SPOEDPROCEDURE
Artikel 37
lid 1. In alle zaken van spoedeisende aard kan, na toestemming van de voorzitter, een verkorte procedure plaatsvinden. In deze procedure zal de mondelinge behandeling reeds plaatsvinden, nadat partijen ieder één schriftelijke memorie hebben ingediend. De termijn waarbinnen voor antwoord geconcludeerd dient te worden, wordt door het scheidsgerecht bepaald, doch zal ten hoogste vier weken bedragen.
lid 2. De voorzitter bepaalt het aantal arbiters en benoemt hen direct na kennisneming van het geschil.
lid 3. De waarborgsom dient betaald te zijn uiterlijk twee weken na indiening van het inleidend verzoek.
lid 4. Het vonnis in een spoedprocedure is een beslissing ten principale.
lid 5. Behoudens het in dit artikel bepaalde gelden de regels van de normale arbitrageprocedure.
ARBITRAAL KORT GEDING
Artikel 38
lid 1. In alle zaken, waarin uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening wordt vereist, kan na het indienen van een gemotiveerde memorie van eis na toestemming van de voorzitter het scheidsgerecht een voorlopige beslissing geven of voorlopige maatregelen treffen.
lid 2. Op deze geschillen zijn van toepassing de artikelen 14 en volgende van deze statuten, voorzover hieronder geen andere voorzieningen worden getroffen.
lid 3. Tegelijk met het aanhangig maken van het kort geding, dient de wederpartij afschrift van de memorie van eis toegestuurd te krijgen.
lid 4. De voorzitter bepaalt het aantal arbiters en benoemt hen direct na kennisneming van het geschil.
lid 5. De waarborgsom dient vóór de mondelinge behandeling te zijn voldaan.
lid 6. Het wisselen van memories heeft slechts plaats wanneer het scheidsgerecht zulks nodig acht. In ieder geval vindt er een mondelinge behandeling plaats.
lid 7. De voorlopige beslissing of maatregel houdt niet een beslissing ten principale in.
lid 8. De voorlopige beslissing of maatregel wordt gegeven in de vorm van een arbitraal vonnis.
Lid 9. De arbiters, die de voorlopige beslissing of maatregel hebben genomen, zijn ook benoembaar in de hoofdprocedure.
OPNEMING VAN WERK
Artikel 39
lid 1. Indien één van de partijen opneming en vaststelling van de toestand van het werkterrein, van het werk, van enig onderdeel daarvan, van materialen of enig hulpwerk verzoekt, zal de voorzitter overgaan tot benoeming van een commissie van opneming. De commissie zal ter beoordeling van de voorzitter bestaan uit drie leden of één lid, te benoemen uit de Commissie van Arbitrage, met dien verstande, dat de voorzitter de bevoegdheid heeft om, indien dit deze wenselijk voorkomt, over te gaan tot benoeming van een lid of leden van deze commissie buiten de Commissie van Arbitrage,
lid 2 De leden van de Commissie van Arbitrage, die deel uitmaken van de commissie van opneming, zijn tot arbiters benoembaar in een geschil, dat verband houdt met de opneming.
lid 3. De kosten van de opneming worden aan de Raad vergoed door de partij respectievelijk de partijen, die de opneming en vastlegging vordert respectievelijk vorderen.
Het bepaalde in de artikelen 20, 22 en 54 is van overeenkomstige toepassing.
VOEGING EN TUSSENKOMST
Artikel 40
lid 1. Op schriftelijk verzoek van een derde, die enig belang heeft bij een arbitrage, waarop deze statuten van toepassing zijn, kan het scheidsgerecht deze toestaan om zich daarin te voegen of tussen te komen.
Het verzoek dient tijdig schriftelijk, voldoende omschreven en toegelicht in achtvoud bij de secretaris van de Raad te worden ingediend.
lid 2. Het verzoek wordt slechts toegelaten, indien de derde met één der partijen in de betreffende arbitrage een overeenkomst tot arbitrage verwijzend naar de Raad heeft gesloten. Alsdan zullen de door partijen gesloten overeenkomsten tot arbitrage verwijzend naar de STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL in samenhang met de statuten van deze Raad gelden als de schriftelijke overeenkomst vermeld in artikel 1045 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
lid 3. Het scheidsgerecht zal het verzoek niet behandelen alvorens de verzoeker een waarborgsom heeft gestort als vermeld in artikel 20 van deze statuten.
lid 4. Het scheidsgerecht zal de partijen in het arbitraal geding horen en vervolgens beslissen over het verzoek tot voeging of tussenkomst van de derde.
lid 5. Op de behandeling van de verzoeken tot voeging of tussenkomst zijn -behalve indien uit de betreffende bepalingen anders volgt- de artikelen 14 en volgende van deze statuten van overeenkomstige toepassing.
VRIJWARING
Artikel 41
lid 1. Een partij kan een derde in vrijwaring roepen. Het verzoek dient schriftelijk, voldoende omschreven en toegelicht, in achtvoud bij de secretaris van de Raad te worden ingediend. De gedaagde dient zijn verzoek uiterlijk op de datum bepaald voor de indiening van de memorie van antwoord te doen, de eisende partij uiterlijk op de datum bepaald voor de indiening van de memorie van repliek. Indien het verzoek te laat wordt ingediend, is de verzoeker in zijn verzoek niet ontvankelijk.
lid 2. Verzoeker dient aan te tonen dat tussen hem en de in vrijwaring op te roepen derde een overeenkomst tot arbitrage tot stand is gekomen, verwijzend naar de Raad en zijn statuten; alsdan zal de overeenkomst tot arbitrage tussen de oorspronkelijke partijen en de overeenkomst tot arbitrage tussen de verzoekende partij en de in vrijwaring op te roepen derde, in samenhang met deze statuten, gelden als de schriftelijke overeenkomst vermeld in artikel 1045 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
lid 3. Het scheidsgerecht zal partijen op het verzoek horen en vervolgens een beslissing nemen.
lid 4. Het scheidsgerecht zal het verzoek niet behandelen alvorens de verzoeker een waarborgsom heeft gestort als bedoeld in artikel 20.
lid 5. Op het verzoek tot vrijwaring zijn -behalve indien uit de betreffende bepalingen anders volgt- de artikelen 14 en volgende van deze statuten van overeenkomstige toepassing.
SAMENVOEGING VAN PROCEDURES
Artikel 42
Lid 1. Een partij in een bij de Raad aanhangig arbitraal geding, waarvan het onderwerp samenhangt met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, kan verzoeken om die gedingen algeheel samen te voegen, mits dat andere geding (hierna ook: het samen te voegen geding) wordt gevoerd onder toepasselijkheid van een reglement dat op inhoudelijk overeenkomstige wijze voorziet in de mogelijkheid van algehele samenvoeging van arbitrale gedingen. Het verzoek tot samenvoeging kan reeds worden gedaan in de memorie waarmee het eigenlijke geschil bij de Raad aanhangig wordt gemaakt.
lid 2. Partijen in een bij de Raad aanhangig geschil doen uitdrukkelijk afstand van de mogelijkheid om een verzoek tot samenvoeging van arbitrale gedingen te doen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, indien het reglement, toepasselijk op het samen te voegen geding, eveneens voorziet in de mogelijkheid van algehele samenvoeging van arbitrale gedingen.
lid 3. Verzoeken, die strekken tot het gedeeltelijk samenvoegen van een bij de Raad aanhangig arbitraal geding met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, kunnen niet worden gehonoreerd.
lid 4. Verzoeken, die strekken tot het samenvoegen van een bij de Raad aanhangig arbitraal geding met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding. worden geacht niet te zijn gedaan hangende een in een van die gedingen gedaan beroep op onbevoegdheid van het scheidsgerecht.
lid 5. Verzoeken, die strekken tot het samenvoegen van een bij de Raad aanhangig spoedgeschil als bedoeld onder artikel 38 van deze statuten met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, kunnen niet worden gehonoreerd.
lid 6. Het verzoek moet schriftelijk worden gedaan aan de voorzitter van de Raad en dient vergezeld te zijn van:
a. een opgave van het adres van het secretariaat van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is;
b. zo mogelijk een exemplaar van het geschrift waarmee het samen te voegen geding aanhangig is gemaakt;
c. een exemplaar van het arbitragereglement dat op het niet bij de Raad aanhangige te voegen geding van toepassing is.
Artikel 43
lid 1. Alvorens op het verzoek te beslissen stelt de voorzitter van de Raad de partij(en) in het bij de Raad aanhangige geding in de gelegenheid om binnen een door hem gestelde termijn van ten hoogste veertien dagen kanttekeningen bij het verzoek te maken. Van het verzoek en de gemaakte kanttekeningen zendt hij een afschrift aan de voorzitter van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is. Indien dat arbitrage-instituut geen voorzitter heeft, wordt het afschrift gezonden aan het orgaan dat de bevoegdheid heeft tot het benoemen van een scheidsgerecht, hierna ook te noemen de benoemingsbevoegde.
lid 2. Op het verzoek tot samenvoeging wordt gezamenlijk beslist door de voorzitter van de Raad en de voorzitter/de benoemingsbevoegde van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is.
Ingeval de samenvoeging wordt gelast, bepalen de voorzitters, respectievelijk de voorzitter van de Raad en de benoemingsbevoegde, eveneens hoe het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen zal zijn samengesteld en -los daarvan- welk reglement op de samengevoegde gedingen van toepassing zal zijn.
lid 3. Ingeval de samenvoeging wordt gelast, bepalen zij voorts hetgeen aan de arbiters, die als gevolg van de samenvoeging van hun opdracht worden ontheven. toekomt voor de reeds door hen verrichte werkzaamheden. Dit geldt eveneens ten aanzien van de door het secretariaat van een arbitrage-instituut gemaakte kosten, voorzover dat secretariaat als ge-
volg van de samenvoeging niet langer het secretariaat voert van de samengevoegde gedingen.
lid 4. De in het eerste lid genoemde voorzitters, respectievelijk de voorzitter van de Raad en de benoemingsbevoegde, kunnen een verzoek tot samenvoeging afwijzen in verband met de stand waarin een geding of de gedingen waarvan de samenvoeging wordt verzocht zich bevindt, respectievelijk zich bevinden.
lid 5. Indien de voorzitter van de Raad en de voorzitter/de benoemingsbevoegde van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is, laten weten dat geen overeenstemming is bereikt over het al dan niet samenvoegen van de gedingen, dan wel over de samenstelling van het scheidsgerecht of over het toepasselijke reglement, ontstaat de mogelijkheid tot het doen van een verzoek tot het samenvoegen van arbitrage gedingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
lid 6. Heeft het verzoek tot samenvoeging betrekking op drie of meer samen te voegen gedingen bij verschillende arbitrage-instituten dan moet in de vorige leden voor “benoemingsbevoegde” “benoemingsbevoegden” worden gelezen.
Artikel 44
Het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen doet steeds het geheel van die gedingen af. Het is echter op elk moment gerechtigd om, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van enige partij, een geschil of een gedeelte daarvan te verwijzen naar het oorspronkelijk fungerende arbitrage-instituut, na welke verwijzing het voor de samenvoeging op dat geschil van toepassing zijnde arbitragereglement daarop wederom van toepassing wordt.
Artikel 45
Tegen een door het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen gewezen vonnis staat uitsluitend arbitraal hoger beroep open indien en voorzover:
a. alle op de oorspronkelijke gedingen toepasselijke reglementen in de mogelijkheid van arbitraal hoger beroep voorzagen, of
b. de bij het samengevoegde geding betrokken partijen bij overeenkomst in de mogelijkheid van arbitraal hoger beroep hebben voorzien of daarin alsnog voorzien.
Artikel 46
Het in de artikelen 42 tot en met 45 bepaalde is van overeenkomstige toepassing, indien een partij in een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding verzoekt om dat geding samen te voegen met een bij de Raad aanhangig geding.
VONNIS
Artikel 47
lid 1. Het scheidsgerecht beslist bij wege van arbitraal vonnis. Het kan vóór het eindvonnis een geheel of gedeeltelijk tussenvonnis wijzen.
lid 2. Indien arbitrage in de zin van de wet naar het oordeel van het scheidsgerecht niet mogelijk is doch een bindend advies wel, beslist het in de vorm van bindend advies. Dit laatste geschiedt eveneens, indien partijen beslechting bij wege van bindend advies zijn overeengekomen.
lid 3. Het scheidsgerecht beslist “als goede mannen naar billijkheid” en bij meerderheid van stemmen. Aan elk der partijen wordt een getekend exemplaar van de beslissing toegezonden, het originele exemplaar wordt gedeponeerd in het archief van de Raad, en ingeval van een arbitraal vonnis wordt een exemplaar gedeponeerd ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank, overeenkomstig artikel 1058 lid 1 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
lid 4. De Raad is bevoegd de beslissing openbaar te maken, tenzij één der partijen voor het
wijzen van het vonnis verklaard heeft tegen openbaarmaking bezwaar te hebben.
Artikel 48
lid 1. Weigert een minderheid van de arbiters te ondertekenen, dan wordt daarvan door de andere arbiters onder het door hen getekende vonnis melding gemaakt.
lid 2. Is een minderheid van de arbiters niet in staat te ondertekenen, dan zijn de bepalingen van het vorige lid van overeenkomstige toepassing.
VERSTEKVONNIS
Artikel 49
lid 1. Blijft de verweerder, na behoorlijk te zijn opgeroepen, in gebreke verweer te voeren zonder daartoe gegronde redenen aan te voeren, dan kan het scheidsgerecht aanstonds bij verstek vonnis wijzen.
lid 2. Arbiters kunnen de eis in een dergelijk vonnis direct geheel of gedeeltelijk toewijzen, tenzij de vordering hen onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
RECTIFICATIE VONNIS
Artikel 50
lid 1. Partijen kunnen tot dertig dagen na de dag van het depot van het vonnis ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank, het scheidsgerecht schriftelijk verzoeken, een kennelijke reken- of schrijffout in het vonnis te herstellen.
lid 2. Eveneens kan, tot dertig dagen na de dag van het depot, verbetering van gegevens als vermeld in artikel 1057 lid 4 onder a t/m d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. verzocht worden.
lid 3. Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op een bindend advies, met dien verstande, dat voor de dag van depot gelezen moet worden de dag na de ontvangst van het bindend advies.
AANVULLEND VONNIS
Artikel 51
Indien het scheidsgerecht heeft nagelaten te beslissen omtrent één of meer zaken welke aan zijn oordeel waren onderworpen, kan de meest gerede partij, tot dertig dagen na de dag van depot van het vonnis ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank, het scheidsgerecht verzoeken een aanvullend vonnis te wijzen.
ARBITRAAL SCHIKKINGSVONNIS
Artikel 52
Indien partijen gedurende een arbitraal geding tot een vergelijk komen, kan op gezamenlijk verzoek het scheidsgerecht de inhoud daarvan in een arbitraal vonnis vastleggen. Het scheidsgerecht kan het verzoek zonder opgave van redenen weigeren.
HOGER BEROEP
Artikel 53
lid 1. Hoger beroep is niet mogelijk, tenzij partijen schriftelijk anders zijn overeengekomen.
lid 2. Hoger beroep kan niet eerder worden ingesteld dan na het laatste eindvonnis, tenzij arbiters anders hebben bepaald.
lid 3. Hoger beroep ook van een spoedprocedure dient binnen dertig dagen na nederlegging van het desbetreffende eindvonnis ter Griffie van de Arrondissementsrechtbank te worden ingesteld door middel van het indienen van een memorie van grieven bij de secretaris van de Raad. De beroepstermijn van een kort geding is echter twee weken. Deze termijn gaat in op de dag van deponering van het vonnis waartegen beroep wordt ingesteld.
lid 4. Elk der partijen kan slechts één memorie indienen.
lid 5. De wederpartij van de partij, die beroep heeft aangetekend, kan van haar kant ook in beroep komen. Dit kan nog ten laatste geschieden bij de memorie van antwoord. Appellant kan nog desgewenst op dit door zijn wederpartij ingestelde beroep schriftelijk reageren.
lid 6. Het hoger beroep zal worden behandeld door een scheidsgerecht bestaande uit drie arbiters.
lid 7. Afgezien van het hierboven bepaalde gelden in hoger beroep dezelfde regels als in eerste instantie met dien verstande, dat de arbiters en secretaris, die in eerste instantie zijn opgetreden, niet het hoger beroep kunnen behandelen.
lid 8. Hoger beroep heeft schorsende werking, tenzij arbiters het vonnis, desgevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
lid 9. Van bindend advies is geen hoger beroep mogelijk.
KOSTEN
Artikel 54
lid 1. Bij de beslissing van het geschil wordt door het scheidsgerecht tevens vastgesteld het bedrag van de kosten op het geding vallend, alsmede ten laste van welke partij die kosten geheel of gedeeltelijk worden gebracht.
Tot deze kosten behoren de honoraria van arbiters en de secretaris, bepaald overeenkomstig de maatstaven als vermeld in het huishoudelijk reglement, alsmede het bedrag vermeld in artikel 12 sub a van deze statuten.
lid 2. Het scheidsgerecht kan de door de in het gelijk gestelde partij gemaakte kosten van rechtskundige bijstand, alsmede de kosten van getuigen en oproeping, rekenen onder de kosten van het geding. Alles volgens begroting van de arbiters.
lid 3. Bij de vaststelling van de kosten is het scheidsgerecht niet gebonden aan het bedrag van de waarborgsom, bedoeld in artikel 20.
lid 4. Het scheidsgerecht is bevoegd de kosten van de arbitrage op de waarborgsom in mindering te brengen. Is de waarborgsom hiertoe niet voldoende, dan kan het scheidsgerecht bijstorting vragen. Vóór deze bijstorting heeft plaatsgehad, is het scheidsgerecht niet gehouden uitspraak te doen.
BEMIDDELING
Artikel 55
lid 1. Partijen kunnen gezamenlijk de voorzitter van de Raad schriftelijk om bemiddeling verzoeken.
De voorzitter is bevoegd een vervanger als bemiddelaar aan te wijzen.
lid 2. Indien partijen tot een vergelijk komen wordt dit schriftelijk in een overeenkomst vastgelegd, Indien partijen deze overeenkomst voorts in een arbitraal vonnis willen opnemen geldt de overeenkomst als een compromis, waarbij tevens wordt bepaald dat de bemiddelaar tot arbiter is benoemd en de arbitrage geacht wordt te hebben plaatsgevonden overeenkomstig de statuten van de Raad.
lid 3. Bij bemiddeling wordt in de regel de schriftelijke behandeling beperkt tot één door ieder van partijen in te dienen memorie. In deze memories dient het werkelijke geschil zichtbaar gemaakt te worden.
lid 4. Voor het overige vindt de bemiddeling plaats volgens een door de bemiddelaar vast te stellen procedure.
lid 5. Indien de bemiddeling mislukt kan het geschil alsnog middels een arbitrageprocedure conform de statuten van de Raad worden beslecht, met dien verstande, dat de bemiddelaar alleen dan als arbiter zal optreden, indien beide partijen daarom schriftelijk verzoeken.
lid 6. Dit laatste geldt eveneens voor de secretaris, die bij de bemiddeling betrokken is geweest.
De bemiddelaar noch de secretaris zullen in de eventuele arbitrageprocedure als getuigen worden opgeroepen.
lid 7. De kosten van de bemiddeling worden door de voorzitter bepaald. Deze kosten dienen door beide partijen, ieder voor de helft, te worden voldaan. Partijen zullen daartoe van tevoren een waarborgsom storten. Het in artikel 20 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
UITSLUITING AANSPRAKELIJKHEID
Artikel 56
De STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL, een bestuurslid in persoon, de secretaris, de plaatsvervangend-secretaris, een arbiter, een bindend adviseur, een bemiddelaar, een deskundige of een lid van de commissie van opneming kan niet aansprakelijk worden gesteld voor gewezen vonnissen en voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een arbitrageprocedure waarop deze statuten van toepassing zijn.
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Artikel 57
Er is een huishoudelijk reglement, waarvan de bepalingen niet in strijd mogen zijn met de statuten. Dit reglement en de daarin aan te brengen wijzigingen, worden vastgesteld door het bestuur van de STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN – HANDEL. Voor een besluit tot wijziging is vereist, dat tenminste zeven leden zich met het voorstel tot wijziging verenigen. Dit reglement en wijzigingen daarin behoeven de goedkeuring van de besturen der Verenigingen. Deze goedkeuring wordt geacht te zijn verkregen, wanneer binnen één maand na de schriftelijke mededeling daarvan generlei bezwaren zijn ingediend.
SLOTBEPALINGEN
Artikel 58
In alle gevallen, waarin de statuten en het huishoudelijk reglement niet voorzien, beslist het dagelijks bestuur.
Artikel 59
Deze statuten kunnen worden gewijzigd door een besluit van het bestuur van de STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR is METAALNIJVERHEID EN -HANDEL.
Voor een besluit tot wijziging is vereist, dat minstens zeven leden zich met het voorstel tot wijziging verenigen. Het voorstel daartoe moet vooraf in de oproepingsbrief zijn vermeld.
Artikel 60
Het besluit tot wijziging der statuten behoeft de goedkeuring der Verenigingen. De secretaris deelt daartoe de wijziging schriftelijk aan de besturen der Verenigingen mede. Wanneer binnen één maand na de dagtekening van de schriftelijke mededeling, geen van deze tegen de vastgestelde wijziging bezwaar heeft gemaakt, of de wens heeft geuit deze in haar algemene vergadering te behandelen. wordt de vereiste goedkeuring geacht verkregen te zijn. in het tegenovergestelde geval treedt de wijziging niet in werking, dan nadat de goedkeuring van elk der Verenigingen verkregen is. Alle wijzigingen in de statuten worden geconstateerd bij notariële akte.
Artikel 61
De Stichting wordt ontbonden op dezelfde wijze als in de artikelen 59 en 60 voor statutenwijziging is bepaald.
Bij het besluit tot ontbinding wordt tevens de bestemming van het bezit der Stichting bepaald. Arbitrageclausules voor welker uitvoering de tussenkomst van de Raad noodzakelijk is, worden alsdan geacht vervallen te zijn.
OVERGANGSRECHT
Artikel 62
Deze statuten zijn van kracht op arbitrage-overeenkomsten, welke gesloten zijn na de datum van inwerkingtreding van deze statuten.
HUISHOUDELIJK REGLEMENT VAN DE STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL
Artikel 1
De roosters van aftreding van het bestuur van de Raad en van de Commissie van Arbitrage worden opgemaakt door het bestuur van de Raad zodanig, dat zoveel mogelijk om de twee jaar van iedere Vereniging eenzelfde aantal vertegenwoordigers uittreedt.
De namen van de leden van het bestuur van de Raad en van de Commissie van Arbitrage, welke in het lopende jaar aftreden, worden door de secretaris in het begin van dit jaar aan de betrokken Vereniging bekend gemaakt.
Artikel 2
Benoemingen door de Verenigingen in vacatures, ontstaan ten gevolge van periodieke aftredingen van bestuursleden en leden van de Commissie van Arbitrage, worden geacht in te gaan op de eerste januari van het volgende kalenderjaar.
Zij geschieden minstens zes weken voor de periodieke aftreding. in tussentijds ontstane vacatures wordt door de betrokken Verenigingen zo spoedig mogelijk voorzien. De nieuw gekozenen nemen in het rooster van aftreding de plaats in van hen, te wier vervanging zij zijn gekozen.
Artikel 3
De secretaris geniet een bezoldiging, bestaande uit:
1. een vaste toelage te bepalen door het bestuur, welke tevens strekt als vergoeding voor het beschikbaar stellen van kantoorruimte en voor de werkzaamheden verbonden aan het secretariaat van de Raad:
2. een honorarium voor zijn werkzaamheden in ieder geschil, te bepalen door de arbiter of arbiters met de behandeling van dat geschil belast op de maatstaf vermeld in artikel 4.
Artikel 4
lid 1. Het honorarium van het scheidsgerecht en de commissie van opneming, waaronder het honorarium van de secretaris als in artikel 3 sub 2 vermeld, wordt door het scheidsgerecht respectievelijk de commissie van opneming bepaald in verband met de tijd en de moeite aan de behandeling der zaak besteed, alsmede met het bedrag, waarover het geschil loopt.
Alvorens dit honorarium aan partijen in rekening wordt gebracht, wordt het ter kennis gebracht van de voorzitter, die aan het scheidsgerecht voorstellen tot wijziging kan doen.
lid 2. Bovendien komen ten laste van partijen het aandeel van de Raad als bedoeld in artikel 12 sub a van de statuten, de reis- en verblijfkosten der leden van het scheidsgerecht en van de secretaris, alsmede de kosten van getuigen en deskundigen, lokaalhuur en dergelijke, alles door het scheidsgerecht vast te stellen.
lid 3. De voorzitter stelt het aandeel als vermeld in artikel 12 sub a van de statuten vast.
Artikel 5
Van de kosten, vallende op een poging om partijen tot overeenstemming te brengen, komt na aftrek van de verschotten een derde gedeelte aan de voorzitter, een derde gedeelte aan de secretaris, alsmede een derde gedeelte aan de Raad.
Artikel 6
Indien partijen de procedure intrekken stelt de voorzitter het aan de intrekking verbonden bedrag vast met inachtneming van het hierna te vermelden schema. In dit bedrag worden het honorarium van de secretaris en de kosten van de Raad geacht te zijn opgenomen. Het in dit schema vermelde bedrag wordt verhoogd met de honoraria van arbiters indien deze reeds met de zaak bemoeienis hebben gehad.
SCHEMA ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6
VAN HET HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Belang | Kosten | ||
f 0.000,– | f 50.000,– | f 825,- | |
f 50.000,– | f 200.000.– | f 825,– | f 1.650.- |
f 200.000,– | f 1.000.000,– | f 1.650,– | f 4.400,- |
f 1.000.000,– | f 2.000,000,– | f 4.400,– | f 6.600.- |
f 2.000,000,– | f 4.000,000,– | f 6.600.– | f 8.800,- |
f 4.000.000,– | f 10.000.000.– | f 8.800,– | f 11.000,- |
f 10.000.000,– | f 20.000,000,– | f 11.000.– | f 13.200,– |
Boven f 20.000.000,– | f 16.500,– |
ARBITRAGE CLAUSULE (A)
OP TE NEMEN IN CONTRACTEN
(waaraan niet een bestek ten grondslag ligt)
1. Alle geschillen en vorderingen (daaronder begrepen die geschillen welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd alsook het enkel uitblijven ener betaling) welke naar aanleiding van deze overeenkomst tussen partijen mochten ontstaan, of naar aanleiding van overeenkomsten, welke daarvan het uitvloeisel mochten zijn, zullen met uitsluiting van de gewone rechter worden onderworpen aan het oordeel van een scheidsgerecht. Dit scheidsgerecht wordt benoemd overeenkomstig de statuten van de STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL, en doet met inachtneming van de statuten van die Raad uitspraak.
2. Partijen behouden zich uitdrukkelijk het recht voor hoger beroep in te stellen.
ARBITRAGE CLAUSULE (B)
OP TE NEMEN IN BESTEKKEN
1. Alle geschillen en vorderingen, (daaronder begrepen die geschillen, welke slechts door één der partijen als zodanig worden beschouwd alsook het enkel uitblijven ener betaling) welke naar aanleiding van deze overeenkomst tussen partijen mochten ontstaan, of naar aanleiding van overeenkomsten, welke daarvan het uitvloeisel mochten zijn, zullen met uitsluiting van de gewone rechter worden onderworpen aan het oordeel van een scheidsgerecht. Dit scheidsgerecht wordt benoemd overeenkomstig de statuten van de STICHTING RAAD VAN ARBITRAGE VOOR METAALNIJVERHEID EN -HANDEL, en doet met inachtneming van de statuten van die Raad uitspraak.
2. Partijen behouden zich uitdrukkelijk het recht voor hoger beroep in te stellen.
3. De onderwerping van een geschil aan het oordeel van het scheidsgerecht geeft de aannemer niet de bevoegdheid de werkzaamheden te staken.
Staking der werkzaamheden door de aannemer geeft de directie het recht om nadat de aannemer behoorlijk is aangemaand in de werkzaamheden voor diens rekening te voorzien, behoudens de verrekening waartoe het scheidsgerecht de aanbesteder eventueel zal verplichten. Gecollationeerd bericht per telefax of bericht per aangetekende brief geldt als behoorlijke aanmaning.
4. Wanneer door oponthoud, verbonden aan de scheidsrechterlijke beslissing, nadeel wordt veroorzaakt, kan het scheidsgerecht bepalen, dat door de partij, die in het ongelijk wordt gesteld, het nadeel zal worden vergoed.